Énorme tartine je sait mais le propos de ¨Raymon la Science¨ formulés avec son accent Brusseler m ont toujours fait saliver:
Weinig trainers in dit land die zich zo grondig in tactiek verdiepten als Raymond Goethals. De kleurrijke Brusselaar was destijds de eerste die de buitenspelval op een efficiënte manier in de praktijk bracht. Overal waar Goethals werkte maakte hij indruk door zijn luchtige omgangsvormen en sappig taalgebruik: "Er zijn trainers die dertig jaar in het vak zitten en het nog altijd niet zien."
Praten met Raymond Goethals is en blijft vooral luisteren. Aan een halve vraag heeft de Brusselaar genoeg om te beginnen aan een exposé waaraan geen einde komt. Dan maakt hij tussendoor aantekeningen op bierviltjes om het beeld te ontkrachten dat in zijn carrière van hem is gegroeid: dat van defensief georiënteerde trainer. "Het probleem is dat er zoveel mensen zijn die niets van voetbal kennen maar die zich toch geroepen voelen om een mening te verkondigen", debiteert hij. Het raakt hem niet. In alles wat hij deed was Goethals overtuigd van zijn gelijk. Niet toevallig werd hij tijdens zijn carrière De Tovenaar genoemd. Of, zoals in Frankrijk, met nog meer gevoel voor ontzag: Raymond La Science, de wetenschapper. In het hoofd van Raymond Goethals zit een voetbal. Hij praat met gloed en passie. En met het nodige gevoel voor dramatiek en pathetiek. Zo is hij altijd geweest: een vat vol temperament, ook zoveel jaren nadat hij bij Anderlecht zijn laatste kunststukje vertoonde en daar heel even de ontslagen Herbert Neumann opvolgde.
Raymond Goethals zal nooit veranderen. Zijn kleurrijk taalgebruik, met attentie en excuseer als favoriete stopwoorden, gaat nooit vervelen. Een namiddag met Goethals is en blijft een absolute belevenis, een vlucht uit de werkelijkheid, een duik in de tijd. Met zijn taalgebruik moet rekening gehouden worden bij het uitschrijven van een verhaal. De jij-vorm past niet bij Goethals, het zou zijn persoon als het ware verminken. "Eigenlijk", weet Goethals, terwijl de eeuwige filtersigaret tussen zijn lippen bengelt, "hebt ge twee dagen nodig om over mijn carrière te spreken."
Al is het maar om het te hebben over zijn zeven Europese finales en zijn tienjarige periode als bondscoach, twee flarden uit een imposante loopbaan die in een tekst nooit helemaal de revue kan passeren. Goethals: "Ik heb als trainer vijfendertig jaar aan de top gewerkt. Excuseert, dat doet niemand me na. Soms vragen ze me: wat is nu de mooiste tijd? Ik vind dat ge daar niet eerlijk op kunt antwoorden. Omdat ge altijd de meest recente periode romantiseert. Die in Marseille dus. Attentie, het was daar niet altijd even gemakkelijk, zeker niet met die vedetten. Arrogant joeng, niet te geloven. Zo'n Eric Cantona bijvoorbeeld, die kwam op een gegeven moment terug uit blessure en vroeg: entraîneur, speel ik zondag? Ik zeg hem: ge zijt bij de zestien. Waarop Cantona: ge bedoelt dat ik eventueel op de bank zit. Ik knikte. Hij zei: een Cantona zet ge niet op de bank. Toen antwoordde ik: dan zet ik u toch gewoon naast de bank. Daar kon hij niet mee lachen. Want attentie: hij zat naast de bank. Goethals laat niet met zijn voeten spelen, hein.
Hij lacht luid: "Weet ge wat eigenlijk het opmerkelijkste is aan mijn carrière? Dat ik nergens werd ontslagen. Ook niet bij Marseille waar ge met Bernard Tapie bij wijze van spreken iemand had die u drie keer per week op straat zette. Want excuseert, zelfs Franz Beckenbauer heeft hij na twee maanden ontslagen. Of beter: weggepromoveerd. Toen ik in Marseille stopte als trainer zei Tapie me: dat gaat ge me toch niet aandoen. Terwijl ik daar al drie jaar was, een record in de clubgeschiedenis. Maar ja, ik was dan ook drie keer kampioen van Frankrijk geworden en had twee Europese finales gespeeld. Waarvan we er één, tegen AC Milan, wonnen."
De manier waarop dat gebeurd beschouwt Goethals als het tactisch meesterwerk uit zijn rijke loopbaan: "De Italianen geloofden hun ogen niet toen ze zagen hoe we tegen hen speelden. Met vijf man achteraan. Maar toch aanvallend. Waarom? Omdat we met vijf man tegen de middellijn stonden, tiens. We speelden met vijftig meter ruimte in onze rug. Daarvoor moet ge snel en slim zijn. Maar ik kende AC Milan dan ook als mijn broekzak, ik had ze zeven keer gescout. D'ailleurs, het jaar voordien hadden we ook tegen hen gespeeld, in de halve finale van de Europacup, 0-0 op San Siro en 1-0 gewonnen thuis. En weer speelden we ver van onze goal. Want ik wist: laat ze niet in de zestien meter komen want dan zijt ge gezien. Awel, ze zijn niet in de zestien meter geweest. De Italiaanse pers, die ge op tactisch vlak echt niets meer moet leren, was zo positief over de manier waarop we hadden gespeeld dat ze me later de Gouden Bank toekenden. Ik eindigde in dat referendum voor Capello, Cruijff en Robson. Geen sukkelaars, hein. Later ben ik trouwens in Florence in het centre technique van de Italiaanse voetbalbond aan de Italiaanse trainers gedetailleerd moeten gaan uitleggen waarom ik zo speelde. Dan moet ge sterk zijn, dan moet ge niet beginnen broebelen aan het bord."
Raymond Goethals, de tacticus. "Ik kende AC Milan zo goed dat ik niet meer wilde gaan kijken. En toch zei Tapie: ge moet gaan. Toen ik bleef weigeren gaf hij me een premie. Ik vroeg Tapie om die buitenspelval te mogen trainen in ons stadion omdat ik daar een groter veld had dan on ons trainingscentrum. Ik kan u verzekeren: om dat te verkrijgen moet ge in Marseille vroeg opstaan. Want dat stadion is van't stad, dan moeten er mensen van de gemeente komen en ge kent misschien Marseille: ze werken daar niet graag. Een maand zijn we bezig geweest, op het terrein, alles aanleren, stap voor stap, ik heb de spelers echt bij de arm genomen om te tonen waar ze moesten staan. Attentie, vedetten als Mozer en Boli, ge moet het doen. En Deschamps. Die zei later in een boek dat over hem werd gemaakt: Goethals leerde ons hoe we ons op het terrein moesten bewegen. Zo hebben we de Europacup gewonnen. In plaats dat Baresi als libero van AC Milan het sein gaf om ons vast te zetten, drongen wij hen terug. Omdat we hen in hun eigen strafschopgebied bij de keel pakten. Door te pressen. Dat was niet nieuw, Ajax vond dat al dertig jaar geleden uit, met Johan Cruijff. Sommige ploegen die pressen denken nog altijd dat ze met iets formidabels bezig zijn, dat is allemaal kluterij. Maar attentie, wat is belangrijk als ge pressing speelt? Ge moet dat altijd doen naar de buitenkant, nooit centraal. Luistert joeng, ik ben in de tachtig jaar en ik heb geen publiciteit meer nodig, maar op tactisch vlak ga ik voor niemand opzij. Want excuseert, er wordt veel blabla verteld, maar wat moet een trainer vooral doen? Zien wat er in een wedstrijd verkeerd loopt en dan ingrijpen, zijn we't akkoord? Maar hoeveel zijn er die dat kunnen? Niet veel, soyons serieux."
Het zit hem allemaal in de genen, meent Goethals te weten: "Als trainer wordt ge geborden, dat kunt ge niet leren, ze kunnen u niet vormen. Ik merk dat nu ook in de Pro Licence. Na vijf minuten kan ik van iemand zien: die snapt het. Er zijn trainers die dertig jaar in het vak zitten en hetnog altijd niet zien. Net zoals er gasten zijn die met grote onderscheiding aan de universiteit afstuderen maar aan geen serieuze job geraken. Pas op, ik heb me in mijn trainerscarrière heel veel verdiept in tactiek. ik ging cursussen volgen in Keulen bij Hennes Weisweiler. Of in Frankrijk, daar zag ik voor de eerste keer hoe die buitenspelval werd gebruikt, dat was al in 1959."
Goethals stelde dat systeem later fijn in België. Hij weet het zich nog allemaal goed te herinneren, geen detail is uit zijn geheugen gewist. "De Franse trainer Pierre Pibarot is de eerste die over die buitenspelval sprak. Hij ging ermee aan het werk bij Racing Club de Paris, op dat moment de grootste vereniging van het land. Maar de resultaten volgden niet en hij vloog buiten. Een paar maanden later gaf hij een conferentie op de bond. Alle trainers waren uitgenodigd. Pierre Sinibaldi was daar als trainer van Anderlecht. Attentie: dat was zeker geen vernieuwer zoals sommigen denken. Die kwam uit Luxemburg en wat kunt ge daar nu op voetbalgebied leren? Maar Sinibaldi begon als eerste te spelen met een verdediging op één lijn. Zo is Anderlecht vijf keer na mekaar kampioen geworden. In mijn tweede seizoen bij Sint-Truiden ben ik dat ook gaan toepassen. En al zeg ik het zelf: we deden dat veel efficiënter dan Anderlecht, ook al had het verdedigers die technisch beter onderlegd waren dan die van Sint-Truiden. Alleen: de mijne waren tien keer slimmer. Ze zeiden wel: daar zijn de boerkes van Sint-Truiden. Maar, minuutje, dat waren geen boerkes. Al die gasten die achteraan liepen - Maertens, Claes, Lemoine, Van Houdt - stonden in het onderwijs, die moest ge echt niets leren. D'ailleurs, ik heb met Sint-Truiden in zeven jaar zeven keer thuis gespeeld tegen Anderlecht en zes keer gewonnen. Één keer is het gebeurd dat we op een zondag thuis moesten spelen tegen Antwerp en de maandagavond op Anderlecht. We klopten Antwerp met 4-3, gingen een pint drinken en versloegen vervolgens Anderlecht met 1-2. En toen we dat systeem perfect beheersten werden we tweede in het kampioenschap. Na afloop van het seizoen werden we geïnviteerd om tegen de Spaanse nationale ploeg te spelen. Met Sint-Truiden, tegen Gento en Amancio."
Hij vertelt graag over zijn heldendaden van de Truiense voetballers, over Staaien, het toen altijd vibrerende stadion, over de onverzettelijkheid van zijn spelers. "Ge kon die gasten niet van het veld krijgen. Ik herinner me dat ik Toine Polleunis, de vader van Lon, eens in de kleedkamer wilde houden omdat hij na een kopbalduel bloedde als een stier. Maar toen zei hij me: als we verliezen, betaalt gij dan de winstpremie uit uw eigen zak? En hij stormde weer het terrein op." Zoals bekend was de periode in Sint-Truiden voor Goethals de springplank naar de nationale ploeg, waar hij de eerste trainer / selectieheer van de voetbalbond was. Voordien werkte Goethals met Constant Vanden Stock als technisch directeur, een periode waarin tussen beiden een innige vriendschapsband groeide. "Nu nog ga ik één keer per maand iets met Constant eten", zegt Goethals. "Dan belt hij me op en zegt: het is tijd om weer eens naar de frituur te gaan. Maar altijd inviteert hij me in een heel sjiek restaurant. Niet dat dit voor mij nodig is, ik hou van eenvoudige kost, stoemp met saucisse joeng, meer moet dat voor mij niet zijn. Maar voor die ene keer maak ik dan een uitzondering."
Toen Goethals bij de nationale ploeg op eigen benen stond ontwikkelde hij zich tot een eigenzinnige trainer. "Ik heb in 1968 de totale verantwoordelijkheid gekregen. Op aanraden van Constant Vanden Stock die toen vertrok en mij naar voren schoof. Daar ging iedereen meteen mee akkoord. Of beter: Roger Petit stemde daarin toe. Dan moesten de anderen knikken en zwijgen. Want Petit, dat was de bond. We moesten kwalificatiewedstrijden spelen voor het WK van 1970 in Mexico. We zaten in een groep met Spanje, Joegoslavië en Finland. De kranten schreven: we maken geen schijn van kans. Awel, ik heb één match verloren. Vervolgens gaan we naar Mexico en vallen daar in een zware reeks: Mexico, San Salvador en Rusland. Het grote Rusland, niet Rusland gedeeld door 10, hein. We hebben toen tegen Mexico gespeeld voor 108.000 toeschouwers, dat was meer dan voor de finale tussen Brazilië en Italië. Ook voor de andere twee wedstrijden waren er tegen de 100.000 toeschouwers. Later is het veel gemakkelijker geworden om u te plaatsen voor de volgende ronde: als ge als derde eindigde en een beetje sympathiek waart, dan ging ge toch gewoon door? Er is achteraf veel over Mexico gezegd en geschreven, maar nooit heeft de voetbalbond meer overgehouden aan een toernooi als toen. Tussen de tien en vijftien miljoen frank namelijk. Als ik nu hoor dat ze aan het WK in Japan tien miljoen hopen te verdienen, dan is dat cijfer enorm. Want attentie: we spreken van 1970, maar dan dertig jaar geleden." Maar dat was nog niet alles. "Weet ge wat de bond toen aan die internationals betaalde? Vijftigduizend frank brutto. Om vijf weken in Mexico te zitten. Daar bleef dus de helft van over. Later heeft Roger Petit dan beslist om vijftigduizend frank bij te geven. Waarop iemand van de technische commissie, ik zal zijn naam niet noemen, vroeg: wie heeft het nu in zijn hoofd gehaald om nog eens vijftigduizend frank meer te geven? Toe hij hoord dat het Petit was zweeg hij."
Goethals vertelt graag over de veldslagen die hij met de nationale ploeg leverde. De memorabele wedstijd tegen Nederland bijvoorbeeld toen een doelpunt van Jan Verheyen ten onrechte wegens buitenspel werd afgekeurd en niet de Rode Duivels maar Oranje naar het WK in Duitsland trokken. Goethals: "We stopten 's avonds thuis bij Verheyen, in Hoogstraten. Daar zagen we op televisie pas goed dat er bij die goal van offside geen sprake was. Op de Nederlandse televisie zeiden ze: België had naar het WK moeten gaan. Want dat moet ge die Kezen nageven: ze zijn objectief, ze zeggen echt de zaken zoals ze zijn. Veel meer dan hier. Enfin, Nederland gaat naar het WK en iedereen weet wat er gebeurt. Ze spelen eerst Argentinië en dan Brazilië van het terrein. Alleen de finale tegen Duitsland verliezen ze heel ongelukkig."
Tien jaar werkte Goethals voor de nationale ploeg. Van de zestig interlands won hij er drieëndertig, verloor er achttien en speelde er negen gelijk. Nadien ging hij naar Anderlecht waarmee hij twee keer de Europese Supercup en één keer de Beker der Bekerwinnaars won. Ook in het Brusselse voetbalbastion was Goethals zichzelf: een man die de sfeer in degroep hield, grappen en grollen maakte maar in blinde woede kon ontsteken als zijn richtlijnen niet werden gevolgd. Goethals:" Ik herinner me een wedstrijd tegen KV Mechelen. Ik zei vooraf: als ze een goal maken, dan zal dat komen uit een voorzet van Houben een een kopbal van Aguas. Dat was de Prtugese spits van Mechelen. Laat dat toch wel zo gebeuren zeker. Dan ben ik in de rust niet te kalmeren."
Raymond Goethals, het kruidvat, de trainer die aan de zijlijn ontelbare boksgevechten in het luchtledige voerde. Toen de nationale ploeg ooit een wedstrijd speelde in Finland holde hij negentig minuten langs de lijn, van cornervlag tot cornervlag. En in Italië werd hij eens door een paar carabinieri afgevoerd omdat hij de scheidsrechter te veel had beledigd. Dat beeld past evenzeer bij Goethals als dat van een verstrooide professor die tijdens zijn verblijf in Brazilië eens de krant uit de brievenbus haalde en vervolgend de verkeerde flat binnenstapte. Rustig zat hij daar te lezen. "Brazilië joeng, een raar land. Ik heb daar op de autostrade eens twee chauffeurs naast mekaar zien rijden, ze draaiden het raampje naar beneden, discuteerden en gaven mekaar dan een hand. Tegen honderdertig kilometer per uur!"
Goethals bleef niet lang in Brazilië. Hij trok medio 1981 naar Standard waarmee hij twee keer kampioen werd en in 1982 de finale van de Europacup voor Bekerwinnaars bereikte. De Luikenaars verloren, geflikt door de scheidsrechters, zoals Goethals later herhaardelijk benadrukte. Maar op Sclessin beleefde hij ooit de meest sombere periode uit zijn carrière toen hij geschorst werd voor de omkoopaffaire rond Standard - Waterschei. De zaak deed het Belgisch voetbal op zijn grondvesten daveren en besmeurde het imago van Goethals die vervolgens naar het Portugese Guimaraes vluchtte waar hij het in een rommelige organisatie niet lang uithield. Vandaag is de Brusselaar zich nog altijd van geen schuld bewust. Hij had gewoon in het vooruitzicht van die Europese bekerfinale gevraagd de match tegen Waterschei uit te stellen. Toen de bond dat weigerde is er Waterschei, zo benadrukt hij, alleen gevraagd om kalmer te spelen. "Het was echt veel bazaar voor niks", doet hij alles snel af. Drie keer, zo beklemtoont Goethals, werd hij later nog als trainer door Standard teruggevraagd. Hij ervaart het als een compliment. "Ze vragen vaak: wat is een goeie trainer? Dan zeg ik: dat is iemand die altijd maar weer aanbiedingen krijgt. Wel, ik kon ieder seizoen uit een club of tien kiezen. Dan moet ge toch iets kunnen, zijn we't akkoord?".
Twee keer keerde hij ook terug naar Anderlecht: als vervanger van de ontslagen Georges Leekens bracht hij de dolende ploeg tussen maart en mei 1978 weer op het goede spoor, om de daaropvolgende twee seizoenen telkens de beker te pakken. Veel korter duurde het intermezzo van 1995, na het falen van Herbert Neumann, toen er echt een einde kwam aan zijn carrière nadat hij zich voor de laatste keer door Constant Vanden Stock had laten overhalen om nog even als trainer te fungeren. "Constant zei altijd: Goethals, c'est un homme du terrain. En zo is het inderdaad altijd geweest."
Vandaag is Raymond Goethals nog altijd niet van de velden weg te slaan. Tot vijf, zes wedstrijden per week ziet hij, en de media luisteren nog altijd graag naar zijn ongezouten mening, naar de manier waarop hij namen verbastert, naar de anecdotes die als het ware op bestelling uit zijn mouw rollen. Heimwee naar het veld heeft Goethals niet meer. Zijn carrière is onvergelijkbaar: zeven Europese finales waarvan twee overwinningen, twee keer de Supercup, tien jaar bondscoach, vijf keer landskampioen, zes nationale bekers, twee Belgische Supercups en zes keer vice-kampioen. En telkens weer derd hij opgevist op momenten dat hij het even rustig aan wilde doen. Zoals in 1986, na de omkoopaffaire, toen hij via zijn kaartvrienden adviseur werd bij Racing Jet "en we met een ploeg vol derdeklassespelers elfde eindigden in eerste klasse." Een zoals in 1989 toen hij voor de tweede keer in izjn carrière bij Bordeaux aanmeerde nadat hij een eerdere pijnlijke echtscheidingsaffaire, waarvan in de media de ranzigste details ter sprake kwamen, sleepte zo lang aan dat het Goethals op de rechtbank inspireerde tot een historische uitspraak: in het voetbal krijgt ge op uw vijfendertigste een vrije transfer, maar hier... In zijn tweede ambtsperiode zette Raymond Goethals bij Bordeaux een en ander recht: ondanks de inplanting van tien nieuwe spelers eindigde hij tweede in het kampioenschap. Maar de club ging failliet. En op het moment dat Goethals aan zijn pensioen dacht, rinkelde de telefoon. Aan de lijn hing Bernard Tapie.
Is er voor hem in die lange en rijke carrière eigenlijk een hoogtepunt? Goethals hoeft er niet over na te denken. "De blijk van erkenning die ik onlangs kreeg van al die spelers met wie ik in Mexico werkte. Dat was op de voorstelling van een film die Canal + over mij maakte. Ze waren allemaal aanwezig om naar de première te komen kijken. Dat pakte me. We leven in een vluchtige tijd. Van iemand die sterft wordt de dag nadien al niet meer gesproken. Maar nu waren ze eenendertig jaar later allemaal voor mij gekomen. Op een zondagavond. Dat vond ik een teken van respect. Het is misschien wel het meest indringende moment uit mijn carrière geweest."
Een ingetogen ogenblik dat eigenlijk haaks stond op het flamboyante karakter van Raymond Goethals. De luidruchtige Brusselaar gaf altijd de indruk gezelschap nodig te hebben. Maar in wezen, zo zegt hij, was en is hij het liefst alleen. "Eigenlijk ben ik een eenzaat, un solitaire. Toen ik met Marseille de Europacup had gewonnen was ik de enige die de spelersbus niet nam. Ik ging helemaal alleen terug naar het hotel. En terwijl er daar een echt feest losbarstte ben ik naar mijn hotelkamer gegaan en ik heb me op het terras gezet en rustig mijn sigaretje gerookt. Dat was mijn manier om te genieten."
Hij is heel tevreden met zijn leven. De dood boezemt hem geen angst in. "Ik heb tegen mijn zoon gezegd: als ik sterf, hou dan een dienst in de basiliek van Koekelberg. Dat vind ik een passend afscheid. Want het is op de vlakte waarop de basiliek werd gebouwd, dat ik als kind vaak voetbalde.

Pour ceux qui ne les connaisent pas,de gauche a droite:
Raymond Goethals,légende vivante du foot belge.Le seul entraineur a avoir fait gagner la CL a une équipe francaise.
Martin Lippens,est resté assistant-coach a anderlecht pendant des années,un gars simple,sympa et,chose rare de nos jours,un VRAI clubman.
Jean Dockx (RIP),que dire de lui ....un Monsieur